Louis Spohr (1784-1859) werd in zijn tijd tot de meest vooraanstaande meesters gerekend, maar al snel na zijn dood raakte nagenoeg zijn hele oeuvre in vergetelheid. Steeds werd zijn muziek betrokken in vergelijkingen met tijdgenoten die zonder uitzondering ongunstig uitvielen. Zijn symfonieën werden geprezen, maar, zo werd vaak gezegd, misten de diepgang van Beethoven of de romantische bezieling
… van Schumann. Zijn opera's waren welluidend en sfeervol, maar misten de dramatische scherpte van Weber; zijn oratoria waren ambitieus en geliefd, maar misten de trefzekere koren van Mendelssohn. Ook Spohrs kamermuziek moest lange tijd zich een dergelijke behandeling laten welgevallen. Met name zijn strijkkwartetten werden lange tijd als tweede garnituur beschouwd, omdat Spohr zich niet hield aan het klassieke paradigma van de vier gelijkberechtigte instrumenten. Nu dergelijke sentimenten steeds meer als oninstructieve vooroordelen worden ontmaskerd, is er eindelijk de mogelijkheid om Spohrs muziek op haar eigen merites te beoordelen. Het resultaat is dat men eindelijk oor krijgt voor Spohrs melodieuze charme, zijn verrassende klankeffecten en zijn meesterlijke, nooit in ongeïnspireerde veelschrijverij vakmanschap. Ook deze cd's bewijzen dat Spohrs muziek goed genoeg is om op eigen benen te kunnen staan en de aandacht van het hedendaagse muziekpubliek ten volle verdient. (JvG)meer