Peter Schat is een boeiend componist en denker over muziek. Een van zijn belangrijkste bijdragen is de Toonklok: een soort chromatische harmonieleer, waarbij met behulp van drieklanken twaalftoonreeksen worden gegenereerd. Deze reeksen zijn niet helemaal vergelijkbaar met die van Schoenberg, omdat de symmetrie waarmee het toonmateriaal in kaart wordt gebracht als het ware zorgt voor tonale steunpunten.
In deskundige handen kan zo'n methode leiden tot een prachtige harmonische taal met een welhaast neoromantische uitstraling. In veel publicaties wekt Schat dan ook de indruk dat hij zijn toonklok beschouwt als de remedie tegen de atonale kaalslag in veel muziek van de 20ste eeuw. Men vraagt zich wel af of Schat deze problematiek niet onnodig op de spits drijft en daarmee het belang van zijn toonklok overdrijft. Hoe dan ook, het is uiteindelijk de muziek die bepaalt of een dergelijke theorie waarde heeft. Schats "Tweede symfonie" is dan ook zeer geschikt om zowel de sterke als de zwakke kanten van dit principe te bekijken, want het gaat hier om een van de eerste experimenten volgens deze opzet. Bij het beluisteren blijkt dat de harmonische expressie soms zeer gepassioneerd is (met name in het indrukwekkende "Adagio, con passione"). Of dit ook voldoende is om de muzikale spanning van ongeveer een half uur vast te houden is echter de vraag, want de symfonie kent ook vele passages die wel erg verzadigd zijn met steeds dezelfde akkoorden. Hierdoor dreigt het geheel toch iets te hebben van een mooi schilderij, waaraan echter de houvast van een lijst ontbreekt. Wat dat betreft klinkt een later werk als de "Etudes voor piano en orkest" (waaraan kennelijk met meer ervaring is gewerkt) veel meer geprofileerd. Beide werken zijn op cd te beluisteren in uitvoeringen door pianist Martyn van den Hoek en Het Gelders Orkest onder leiding van Richard Dufallo. (H.J.)_meer