Pas nadat Lavinia Meijer op haar eerdere twee soloalbums de harp heeft ontdaan van roze wolken en wollig engelenhaar, waagt ze zich op dit derde album eindelijk aan het repertoire waarmee dit cliché zo lang was verbonden. Hoe onterecht dit vooroordeel was, blijkt als je je bedenkt dat de hier gespeelde fantasieën en impromptu’s niet tot stand hadden kunnen komen zonder de grote technische
… verbeteringen die Sébastien Érard rond 1810 aan het instrument aanbracht. Dit opende de weg voor veel componisten om meer idiomatisch voor het instrument te componeren, met topwerken als Saint-Saëns Fantaisie op.95 en Faurés Impromptu op.86 tot gevolg. Nog interessanter dan deze bloemlezing is wellicht de programmering van twee toentertijd wereldberoemde, maar nu bijna vergeten, componerende harpisten: Johannes Snoer (ooit harpist van het Concertgebouworkest) en Gabriel Verdalle. Snoers Fantasie over het voormalige volkslied ‘Wien Neerlands bloed’ klinkt voor hedendaagse oren misschien wat academisch, maar wordt door Lavinia vakkundig afgestoft. De Impromptu van Verdalle daarentegen is een klein juweel met alles erop en eraan: vloeiende melodieën, kleurrijke harmonie en subtiel geïntegreerde tegenstemmen. Uiteraard hoeft het geen betoog dat al deze werken in uitstekende handen zijn bij Lavinia Meijer. Ze bewijst zich hier opnieuw als een gepassioneerd ambassadrice voor de harp. (JWvR)meer