Als het aan het calvinisme had gelegen, waren alle orgels met de beeldenstorm uit de kerken verdwenen. Dankzij de stadsbesturen bleven de orgels echter behouden. Sweelinck was dan ook feitelijk een ambtenaar, in dienst van het Amsterdamse stadsbestuur. Als stadsorganist vermaakte hij het publiek dat door de week in de Oude Kerk kwam wandelen. Sweelincks orgel- en klavecimbelmuziek is van uitzonderlijk belang, omdat allerlei internationale invloeden hier met groot meesterschap werden geconsolideerd. Men moet Sweelincks klanken niet beluisteren met de oren waarmee men Bach, Beethoven of Brahms beluistert. Sweelincks instrumentale werken hebben een geheel eigen soort expressie, waarbij niet tonaal, maar 'temporeel' wordt gemoduleerd: de onderhavige toccata's, variaties en fantasieën beginnen vaak gedragen, om daarna gaandeweg in beweging toe te nemen. Met name Sweelincks Fantasieën zijn meesterwerken van dit principe. Neem de beroemde 'Chromatische Fantasie', waaraan ruwweg een driedelige structuur ten grondslag ligt. Het eerste deel behandelt het chromatisch gegeven in hele en halve noten. In de tweede sectie wordt het thema tot een ware 'cantus firmus' verbreed, terwijl de omspelingen nu juist versnellen. In de derde sectie wordt ook het chromatische thema 'versneld', waarna het geheel met een sierlijk buiging wordt afgerond. (HJ)
Heinrich Scheidemann kreeg aanvankelijk onderricht van zijn vader David Scheidemann, die organist aan de Katharinenkirche in Hamburg was. Van 1613 tot 1614 studeerde Heinrich Scheidemann bij niemand minder dan Sweelinck in Amsterdam. De studie werd bekostigd door de Katharinenkirche, in de hoop dat de getalenteerde Heinrich zijn vader ooit zou opvolgen. Aldus geschiedde rond 1625, waarna Scheidemann dit ambt bleef vervullen tot aan zijn dood (ten gevolge van de pest) in 1663. Scheidemanns muzikale ontwikkeling is dus verweven met de orgelkunst en orgelbouw van de Lage Landen. Tijdens zijn studie in Amsterdam zal hij het Niehoff orgel (1545) in de Oude Kerk intensief bespeeld hebben. (HJ)