Karl Höller (1907-1987) behoort tot die Duitse componisten die in de twintigste eeuw trouw voortbouwden op de oude muzikale tradities van hun vaderland. Hij studeerde in Würzburg en München en bekleedde daarna docentenposities aan de conservatoria van Frankfurt en München, terwijl hij tevens in allerlei vooraanstaande administratieve posities actief was. Deze exclusief Duitse loopbaan weerspiegelt
… zich in het karakter van zijn muziek, die geheel en al past binnen de eerbiedwaardige negentiende-eeuwse Duitse traditie, enigszins aangevuld met de aan het begin van de twintigste eeuw herontdekte oude muziek. De hier opgenomen werken, de Sinfonische Phantasie op.20 (1935/1956) en de Sweelinck-Variationen op.56 (1951) bouwen door op de erfenis van Brahms en Reger, met name in laatstgenoemd stuk. Het orkest wordt, ondanks neo-klassieke trekjes, ingezet als symfonisch ensemble. De compositiewijze sluit aan bij de (contrapuntische) verwerking van thema's die sinds Beethoven de Duitse muziek domineerde. De herkomst van de thema's, het lied 'Mein junges Leben hat ein End' (bekend van de door Sweelinck gecomponeerde variatiereeks), en het hema van Frescobaldi in de Sinfonische Phantasie, verwijzen naar de oplevende belangstelling voor oude muziek. Het idioom is tamelijk behoudend, enigszins vergelijkbaar met dat van de late Hindemith. Wereldschokkend is deze muziek niet, maar zij combineert gedegenheid en afwisseling in voldoende mate om de aandacht vast te kunnen houden. (JvG)meer