In het behoudende genre van de musical werd de jonge Brit Andrew Lloyd Webber eind jaren zestig beschouwd als een ware rebel. Amerikaanse componisten lieten het wel uit hun hoofd hun musicals te baseren op Bijbelse verhalen en ze bovendien nog eens te voorzien van rock ’n roll invloeden. Webber deed het samen met zijn tekstschrijver Tim Rice tot tweemaal toe: eerst Joseph & The Amazing Technicolor Dreamcoat (1968) en vervolgens (zijn grote doorbraak) Jesus Christ Superstar (1971). Beide projecten waren bedoeld als plaat en werden pas later als musical uitgevoerd. Zijn loopbaan leverde (met en zonder Rice) nog vele succesvolle musicals op, waarvan Evita (1978), Cats (1981) en The Phantom Of The Opera (1986) de bekendste zijn. In 2006 introduceerde Lloyd Webber het baanbrekende concept waarbij in een televisieprogramma de hoofdrolspeler voor een musical werden gezocht. Dat idee vond ook in Nederland weerklank waar achtereenvolgens op zoek gegaan werd naar Evita en Joseph.
De Victoria werd, als zevende van elf kinderen, in Madrid geboren. Als koorknaap kreeg hij zijn eerste muzieklessen, en na zijn stembreuk werd hij naar Rome gestuurd. Daar leerde hij ongetwijfeld de grote Palestrina kennen, misschien zelfs als docent. Tot 1587 had hij vervolgens een zeer succesvolle carrière als musicus en componist, tot hij de rust opzocht en in dienst van een klooster ging werken. De arbeidsvoorwaarden waren daar uitermate gunstig: De Victoria had een bediende, de maaltijden werden verzorgd en per jaar had hij een maand vakantie! Deze omstandigheden zorgden er voor dat De Victoria zich niet meer liet verleiden tot functies elders. Als componist richtte De Victoria zich volledig op de Latijnse liturgie: hij schreef vele missen, Magnificats en motetten. Zijn sombere muziek is vooralsnog het populairst gebleken, zoals het Requiem en het prachtige officie voor de Goede Week. Hierdoor is wel een wat vertekend beeld ontstaan van De Victoria als een soort sombere romanticus, maar hij schijnt bepaald geen tobber te zijn geweest. Als je iets verder luistert, hoor je ook goed de muzikale vreugde in zijn werk. (TC)
César Franck was tegelijkertijd een wonderkind en een laatbloeier. Zijn ouders zagen al snel zijn enorme talent, maar hadden vooral interesse in het geld en de roem die zij hiermee zouden verwerven… Zijn ouders bleven hem dan ook vooral zien als pianovirtuoos, waardoor het componeren op de tweede plaats kwam. Helaas ging het met zijn virtuosendom minder florissant dan zijn ouders hadden gehoopt, en ging hij zijn geld meer en meer verdienen als docent en organist. Componeren bleef op de achtergrond, maar intussen kreeg hij wel prominente leerlingen als Henri Duparc. Tegen wil en dank ontstond er zelfs een soort ‘Franck-school’ van leerlingen, die hem liefkozend hun ‘Pater seraphicus’ noemden. Pas tegen zijn vijftigste begon Franck als componist enige bekendheid te krijgen, en vanaf zijn 52e begon eindelijk een vruchtbare en productieve periode als componist, die tot aan zijn dood (op zijn 68e) duurde. Franck is vooral beroemd geworden met zijn instrumentale muziek, met als hoogtepunt de populaire vioolsonate in A. Daarnaast werd zijn kleine verzameling orgelwerken bijzonder invloedrijk. (TC)
Liefhebbers van koormuziek moeten de naam van Eric Whitacre zeker onthouden. Deze uit Las Vegas (of all places) afkomstige componist schrijft koorwerken die zowel toegankelijk als van een hoog niveau zijn. Qua klankschoonheid en harmonie klinken deze hedendaagse ‘madrigalen’ zeer gecultiveerd. Toch wil Whitacre niets anders dan de nuances van de poëzie naar voren brengen. Geen wonder dat hij zijn inspiratie bij de grote dichters vindt: Octavio Paz, E.E. Cummings, maar ook Rumien de klaagzang van Koning David over diens zoon Absalom. (HJ)