Een verzameling van Portugeestalige Afrikaanse muziek stijlen. Het begrip lusofoon is afgeleid van Lusitanië, een Romeinse provincie in het gebied waar tegenwoordig Portugal ligt. Met lusofoon worden de voormalige Portugese koloniën in Afrika bedoeld. Dat zijn de landen Angola, Guinee Bissau, Equatoriaal Guinee, Mozambique en de eilanden Sao Tome, Principe en Kaapverdië. De Afrikaans-Portugese muziek is veelzijdig. In Angola is semba erg populair. Bekende vertolkers van deze, aan de Braziliaanse samba verwante muziek, zijn Bonga en Waldemar Bastos. Onder invloed van de Antilliaanse zouk ontstond hieruit de sensuele dansmuziek kizomba. Ook op de Kaapverdische eilanden sloeg de zouk aan. Hier ontstond cabo-love, een sensuele variant van de Antilliaanse zouk. De Rotterdamse Suzana Lubrano speelt een groot deel van haar repertoire in deze stijl. Maar de beroemdste Kaapverdische artiest is ongetwijfeld Cesaria Evora, die de hele wereld bekend maakte met de melancholische liedvorm morna.
Historisch gezien bevinden Bachs Matthäuspassion en Hohe Messe zich precies op de grens tussen ouderwetse dienstbaarheid en moderne vrijheid van expressie. Na Bach zou de religieuze muziek zich alleen maar verder verwijderen van het kerkelijke terrein. Het glorieuze verleden van Obrecht, Ockeghem, Josquin en Palestrina versteende tot een onderwijsmethode: het zogeheten Palestrina contrapunt. Ironisch genoeg werd de beste religieuze muziek na Bach gecomponeerd door zeer wereldse componisten: Mozart, Beethoven, Berlioz, Wagner, Verdi, Brahms, Scriabin, Fauré, Rachmaninov, Vaughan Williams... De 20ste eeuw liet soms een kentering zien: Schönberg, Stravinsky en Messiaen lieten zich inspireren door respectievelijk het Jodendom, de Russische orthodoxie en het katholicisme. De algehele ontkerkelijking is echter onomkeerbaar. Zelfs de vrome klanken van Pärt, Gorecki en Tavener roepen eerder associaties op minimalistisch design dan met traditionele vroomheid.
Onder de term ‘overige talen vocaal’ wordt alle muziek verzameld die niet onder pop en niet onder volksmuziek valt. Wereldmuziek in de breedste zin van het woord dus. Vanouds werd het grootste deel van deze categorie bevolkt met artiesten uit Spanje, Italië, Portugal en Griekenland; mediterrane muziek waarmee de Nederlanders vanaf de jaren zestig op vakantie mee in aanraking kwamen. Artiesten als Julio Iglesias en Nana Mouskouri profiteerden hier optimaal van. Vanaf de jaren zeventig burgeren Caribische stijlen (salsa, zouk) langzaam in, gevolgd door Afrikaanse muziek in de jaren tachtig. Zie ook het tabblad ‘wereld’ voor een beter gesorteerd overzicht naar muziekstijl en het tabblad ‘landen’ voor uw favoriete muziekland naar keuze.