Alle popmuziek die zijn wortels heeft in Latijns-Amerikaanse ritmes, zoals salsa, reggae, soca, rumba of merengue. Latin is de afkorting van Latin American pop. De artiesten komen meestal uit de Verenigde Staten, Spanje en Spaanstalig Zuid-Amerika. Muziek uit Italië, Brazilië of Portugal wordt hier niet tot de latin gerekend. Vanaf de jaren tachtig neemt latin een grote vlucht. Voor die tijd experimenteerden artiesten als Santana en Julio Iglesias ook al met Latijns-Amerikaanse en westerse muziek, maar de Cubaans-Amerikaanse zangeres Gloria Estefan breekt de markt pas echt open. De lijst met Latino supersterren groeit vanaf dat moment gestaag. De bekendheid van zangers als Ricky Martin (Puerto Rico), Shakira (Colombia) en Jennifer Lopez (VS) beperkt zich allang niet meer tot de Spaanstalige wereld.
Het Duitstalige lied bloeit op in de jaren twintig en dertig. Het is de tijd van de onstuimige Weimar Republiek. Marlene Dietrich is dan de grote ster. Na de oorlog wordt er ook in Duitsland een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het luister- en het feestlied. De eerste categorie is het terrein van de serieuze ‘Liedermacher’, songschrijvers die vooral in de jaren zeventig soms behoorlijk maatschappijkritisch konden zijn. Dat is een groot verschil met de a-politieke schlagerzangers, die maar een doel hebben: een feestje bouwen. Het woord ‘schlager’ is het Duitse woord voor hit: een nummer dat ‘inslaat als een bom’. Schlagers zijn ook populair onder Nederlanders. Artiesten als Frans Bauer en Jan Smit nemen hun hits ook op in het Duits terwijl de geboren Duitser Dennie Christian in ons land scoort met hits in beide talen.