De Victoria werd, als zevende van elf kinderen, in Madrid geboren. Als koorknaap kreeg hij zijn eerste muzieklessen, en na zijn stembreuk werd hij naar Rome gestuurd. Daar leerde hij ongetwijfeld de grote Palestrina kennen, misschien zelfs als docent. Tot 1587 had hij vervolgens een zeer succesvolle carrière als musicus en componist, tot hij de rust opzocht en in dienst van een klooster ging werken. De arbeidsvoorwaarden waren daar uitermate gunstig: De Victoria had een bediende, de maaltijden werden verzorgd en per jaar had hij een maand vakantie! Deze omstandigheden zorgden er voor dat De Victoria zich niet meer liet verleiden tot functies elders. Als componist richtte De Victoria zich volledig op de Latijnse liturgie: hij schreef vele missen, Magnificats en motetten. Zijn sombere muziek is vooralsnog het populairst gebleken, zoals het Requiem en het prachtige officie voor de Goede Week. Hierdoor is wel een wat vertekend beeld ontstaan van De Victoria als een soort sombere romanticus, maar hij schijnt bepaald geen tobber te zijn geweest. Als je iets verder luistert, hoor je ook goed de muzikale vreugde in zijn werk. (TC)
Benjamin Britten geldt als de belangrijkst Britse componist uit de tweede helft van de vorige eeuw. Opmerkelijk genoeg legde hij zich toe op de opera, een genre dat, in zijn actuele vorm althans, op sterven na dood was halverwege de vorige eeuw. Brittens bijdragen echter – o.a. Peter Grimes, The Rape of Lucretia, Gloriana, The Turn of The Screw, Death in Venice – wisten repertoire te houden tot op de dag van vandaag. In veel deze producties was een hoofdrol weggelegd voor Brittens artistieke partner en levensgezel Peter Pears. Voor deze tenor schreef Britten tevens prachtige liederen, waaronder de Serenade voor tenor, hoorn en strijkorkest. Ook op andere terreinen is het niveau van Brittens muziek hoog. Hij was nog geen twintig jaar oud toen hij de briljante Phantasy voor hobokwartet schreef. Vriendschap met de legendarische cellist Rostropovich leidde in de jaren ’60 tot een Cellosonate, drie Suites voor cello solo en een Symfonie voor cello en orkest. Master of the Queen's Music is Britten nooit geworden, hoewel hij beslist voeling had met publieke sentimenten. Zo onderwees deze pacifist zijn volk in de wereldvrede middels het War Requiem uit 1962. Britten was een uitstekend interpreet van eigen werk, net als Bartók en Stravinski. Veel van zijn opnamen zijn wel geëvenaard, maar nooit echt overtroffen. (HJ)
Lassus was de duizendpoot van de late Renaissance; bovendien een ongelooflijk productieve. Hij schreef missen, motetten, lamentaties, hymnen, madrigalen, chansons, Duitse liederen en nog meer. Het was bovendien snel duidelijk dat de jonge Lassus uitzonderlijk getalenteerd was. Al op zijn twaalfde werd hij van zuidwest België naar Italië gestuurd, om daar carrière te maken. Bijna vijftien jaar reisde hij rond voordat hij zich in München vestigde. Daar bleef hij bijna veertig jaar, tot aan zijn dood. Zijn enorme talent en werklust maakten hem al snel beroemd, zowel in Duitsland als daarbuiten – hij kreeg bijnamen als ‘le divin Orlande’. Ook zijn sociale status groeide snel, zowel bij koningen en keizers als bij de paus, die hem tot Ridder bevorderde. In zijn muziek was Lassus zeer veelzijdig, zowel wat betreft genre als stijl. Van de vroege, speelse madrigalen tot de indrukwekkende ‘Lagrime di San Pietro’ (vlak voor zijn dood geschreven) en de religieuze werken: overal voelde hij zich als een vis in het water. Het is dan ook niet voor niets dat hij tot op de dag van vandaag gezien wordt als één van de grote componisten van zijn tijd. (TC)
Wie de naam Palestrina hoort, denkt al snel aan streng, degelijk contrapunt en saai muziekonderwijs. En dit is niet nieuw: al vóór zijn dood werd het beeld van Palestrina steeds legendarischer. Zijn oeuvre dwingt dan ook wel respect af, met ruim honderd missen, driehonderd motetten en nog vele andere, meestal religieuze werken. En dat alles in een vlekkeloze beheersing van de compositietechnieken van zijn Frans-Vlaamse voorgangers. Naast de kwantiteit en kwaliteit van zijn oeuvre heeft ook Palestrina’s rol bij het Concilie van Trente bijgedragen aan zijn imago. Dit concilie wilde de katholieke kerkmuziek hervormen: alle overdadige en wereldlijke elementen moesten verdwijnen en de tekst moest - verstaanbaar - op de voorgrond staan. Bij luistersessies om de verstaanbaarheid te testen klonk wellicht Palestrina’s ‘Missa Papae Marcelli’, maar dat is lang niet zeker, om nog maar te zwijgen over de mythe van Palestrina als ‘redder van de kerkmuziek’. Hoe het ook zij: Palestrina was de centrale componist in het Rome van de zestiende eeuw, en zijn statuur heeft tot op de dag van vandaag voortgeduurd, ook al wordt hem wel eens ‘saaiheid’ of ‘stoffigheid’ verweten. Maar iedereen die een duik in zijn enorme oeuvre waagt, merkt al snel dat ook dit een mythe is. (TC)