Het lukte Billie Holiday, het schoolvoorbeeld van een jazzzangeres, altijd om haar hart te leggen in elk liedje dat ze zong. Met haar frêle stem en bondige stijl wist ze zelfs de meest luchtige popliedjes een hartverscheurende draai mee te geven. Haar beste muziek zit vol emotie, zowel vrolijkheid als wanhoop, en maar weinig muzikanten wisten dat gevoel te evenaren. Van het midden van de jaren dertig tot het midden van de jaren veertig bevond Lady Day zich op de top van haar kunnen. Ze nam albums op met vele zwaargewichten uit de jazz, zoals Benny Goodman, Duke Ellington en Lester Young. In de late jaren veertig leidde haar heftige liefdesleven en haar drank- en drugsgebruik tot problemen, waarbij ze uiteindelijk ook met de sterke arm der wet in aanraking kwam. Ook Holidays gezondheid holde achteruit, wat uiteindelijk leidde tot haar dood in 1959. Haar woelige privéleven zorgde dat ze in haar tijd de krantenkoppen haalde, haar unieke talent maakte haar tot een tijdloze legende.
Robert Johnson (Mississippi 1911) is één van de legendarische figuren uit de geschiedenis van de blues wiens levensverhaal langzaam maar zeker vergroeide met de folklore van het zuiden van de Verenigde Staten. Er is weinig bekend van het leven van Johnson en er zijn maar twee foto’s van de zanger / gitarist. In 1936 nam Johnson een aantal songs op. Een terugkerend thema in zijn teksten was zijn angst voor de duivel. Dat gaf des te meer reden voor speculaties rondom zijn mysterieuze dood op 27-jarige leeftijd. Tegenwoordig wordt aangenomen dat Johnson werd vergiftigd door de jaloerse echtgenoot van een minnares.
(bron: wikipedia)Bessie Smith (Chattanooga, Tennessee, 9 juli 1892 of 15 april 1894 - Clarksdale, Mississippi, 26 september 1937) was een Amerikaans blueszangeres. Ze wordt beschouwd als een van de populairste en succesvolste bluesvertolksters uit de jaren twintig van de 20e eeuw.
In 1912 zong ze in dezelfde show als Ma Rainey, die haar onder haar hoede nam. Acht jaar later, in 1920, had ze haar eigen show en was haar naam al gevestigd in een groot deel van het zuiden en... meer
Niemand weet precies waarom Alex "Rice" Miller, een uiterst getalenteerd bluesharmonicaspeler uit Arkansas die Howlin’ Wolf nog harmonica leerde spelen, het nodig vond om zich de naam van Sonny Boy Williamson uit Tennessee toe te eigenen. Zeker is dat John Lee Williamson, de originele Sonny Boy, bezwaar aantekende maar tot een rechtszaak is het nooit gekomen. Na de gewelddadige dood van de eerste Sonny Boy in 1948 lag de weg voor Miller open om ook platen uit te brengen onder zijn oneigenlijke naam. Dat deed hij bij het beroemde label Chess en die platen waren uiterst succesvol. In de jaren zestig was hij regelmatig op de Britse podia te zien waar hij optrad met The Animals en The Yardbirds. Zijn opvliegende, agressieve karakter weerspiegelde zich in zijn stijl, waardoor hij eenvoudig te onderscheiden is van de meer zachtaardige Sonny Boy [I].
Als er één man symbool kan staan voor de ontwikkeling van de blues, dan is dat Muddy Waters wel. Waters werd in 1913 als McKinley Morganfield geboren op het platteland van Mississippi. Daar speelde hij akoestische blues die in 1941 werd vastgelegd door Alan Lomax, de bekende verzamelaar van volksmuziek. In 1943 vertrok Waters naar Chicago waar hij een belangrijke rol speelde bij het ‘electrificeren’ van de blues. Aan zijn hand groeide de blues uit luid verstrekte stadmuziek. Waters bekendste nummers (Hoochie Coochie Man, Mannish Boy) werden door veel bekende artiesten gecoverd zoals The Rolling Stones en de Allman Brothers Band. Waters overleed in 1983. Zijn zoon Big Bill Morganfield zette het vak voort.
John Lee Hooker was de meest oorspronkelijke van de elektrische bluesgiganten. Talloze artiesten werden geïnspireerd door zijn spookachtige muzikale minimalisme, van tijdgenoten als Slim Harpo tot navolgers als The Rolling Stones. Hooker koppelde klagelijke maar krachtige vocalen aan gedreven en percussief gitaarspel. Weinigen kunnen tippen aan de onverklaarbare erotische lading die de kern vormt van zijn beste optredens. Het gepatenteerde "boogie" ritme, waarop vrijwel ieder bluesrockband en hardrockband van de jaren zeventig zijn nummers baseerde, is min of meer uitgevonden door Hooker. Met meer dan 100 albums op talloze labels was Hooker een van de meest opgenomen bluesmannen van na de oorlog, met zijn werkgebied veelal in Detroit en Chicago. Hij bleef werken tot ver na zijn tachtigste. Hooker opende zijn eigen bluesclub in San Francisco en werd in 2000 met een Grammy for Lifetime Achievement onderscheiden. Hij overleed het jaar daarop, op 83-jarige leeftijd.