Overzicht van alle muziek in de Nederlandse taal. Hieronder valt het levenslied, het luisterlied, cabaret en Nederlandstalige popmuziek. De wortels van de eerste drie genres gaan terug tot het begin van de twintigste eeuw. In variététheaters (en later de revue) was afwisselend plaats voor een grapje, een serieus of juist een sentimenteel lied. De all-round artiesten van voor de oorlog beheersen alle stijlen, maar na de oorlog ontstaan er specialisten. Het levenslied wordt gezien als de meer volkse variant waarbij emoties zonder al te veel omhaal worden gezongen. Tegenover het levenslied staat het hoger aangeschreven luisterlied. Cabaret koppelt het (vaak kritische) luisterlied aan humoristische conferences. Vanaf de jaren tachtig is het (vooral na baanbrekend werk van Doe Maar) ook voor popgroepen normaal om in het Nederlands te zingen. In de 21e eeuw bedienen de bestverkopende Nederlandse artiesten zich van hun eigen taal.
Oorspronkelijk de van generatie op generatie overgedragen volkseigen of regionale muziek, bestaande uit verhalende liedjes voor elke gemoedstoestand en gelegenheid: liefde, blijdschap, verdriet, bruiloft, werk, overspel, ziekte, dood, enzovoorts. Kent daardoor zeer veel uiteenlopende gezichten, al worden in het Westen meestal de Noord-Amerikaanse en Engelse variant bedoeld. De scheidslijnen met blues, country en singer/songwriters is vaak dun. Folkliedjes zijn vaak zo oud dat de oorspronkelijke componist onbekend is. In de jaren dertig speelden Alan Lomax en Harry Smith een belangrijke rol bij het conserveren van Amerikaanse folksongs. Zij trokken naar het platteland om daar de oude volksliedjes op te nemen. In de jaren zestig leefde folk weer op aan de hand van een jonge, naoorlogse generatie. Popgenres die gebruik maken van folkinvloeden zijn americana, folkrock en folkmetal. De avontuurlijke combinatie van folk met alternatieve pop die na 2000 opkomt wordt ‘freakfolk’ genoemd.
Typisch Nederlandse kunstvorm, ook wel ‘kleinkunst’ geheten. In een cabaretvoorstelling is ruimte voor humoristische teksten en liedjes. Dat muzikale karakter onderscheidt het cabaret zich van het Britse en Amerikaanse standup-comedy. Cabaret nam aan de hand van Grote Drie (Wim Sonneveld, Wim Kan en Toon Hermans) een grote vlucht. In de jaren zeventig en tachtig onderscheidden jonge cabaretiers als Neerlands Hoop (Freek de Jonge en Bram Vermeulen) en Youp van ’t Hek zich met maatschappijkritisch cabaret. Ook in de 21e eeuw bleef cabaret populair. Hans Teeuwen en Theo Maassen zijn dan de meest succesvolle namen.