Hard bop is een eenvoudigere, meer aardse vorm van bebop met kortere, eenvoudigere thema’s en de toevoeging van blues, funk- en gospelelementen. Repetitieve en meer op dans georiënteerde ritmes werden belangrijker dan inventieve complexe harmonieën en ingewikkelde improvisaties. Op de plaat verschilde de hard bop ook om een andere reden van de bebop. Op de 78-toerenplaten hadden de oude boppers maar vier minuten per kant om hun verhaal kwijt te kunnen. Met de komst van de langspeelplaat (vanaf 1948) kon de luisteraar ook thuis luisteren naar hardbop-improvisatoren die meer tijd hadden om hun muzikale ideeën te ontwikkelen.Saxofonist Cannonball Adderley en zijn cornet-spelende broer Nat speelden begin jaren zestig een vorm van (hard) bop die was doorspekt met gospel-invloeden. Hun stijl werd gepromoot als soul jazz en de band scoorde grote hits met stukken als Work Song en Mercy, Mercy, Mercy. Naarmate er meer gebruik werd gemaakt van een strak ritme en repetitieve ‘grooves’ werd er ook wel gesproken van funk jazz. Het werk van musici als gitarist Grant Green en saxofonist Eddie Harris is nog steeds van grote invloed op hedendaagse bands als New Cool Collective.
Verzamelterm waaronder de instrumentale amusementsmuziek valt die ook bekend staat als ‘easy listening’ en ‘lichte muziek’. De termen ‘liftmuziek’ en ‘muzak’ worden ook wel gebruikt, al hebben die benamingen een negatieve ondertoon. Deze muziek heeft wortels in klassieke muziek, big band en swing. Orkesten leggen een kamerbreed geluid neer, dat vooral bedoeld is de luisteraar onder te dompelen in een warm bad van geluid. Omdat de muziek weinig aanstoot geeft duikt ze overal op: in liften, op vliegvelden en in winkelcentra. Componisten als Annunzio Mantovani, Henry Mancini en André Rieu lieten zich inspireren door klassieke voorbeelden terwijl het werk van Bert Kaempfert en James Last meer is beïnvloed door jazzy bigband-werk. Easy tune is de naam van een korte heropleving van de exotische variant van easy listening, halverwege de jaren negentig. ‘Lounge’ is de elektronische variant, die toch veel stijlkenmerken met instrumentale amusementsmuziek deelt.
Latin jazz is een jazzstijl waarin elementen van Latijns-Amerikaanse muziek, voornamelijk dansritmes, worden gemengd met jazzimprovisaties. Meestal gaat het daarbij om een combinatie van jazzblazers met een Latijns-Amerikaanse ritmesectie. Latin jazz ontstond halverwege de twintigste eeuw in New York, toen muzikanten uit het Caribische gebied Cubaanse ritmes en melodieën vermengden met jazz. Uit deze fusie van son, rumba en bopjazz ontstond de mambo, die binnen korte tijd de hele Latinogemeenschap in de VS in zijn greep had. Machito, Tito Puente en Israel 'Cachao' Lopez hadden veel succes met hun big bands. Onder invloed van de Cubaanse trompettist en arrangeur Mario Bauza ging ook bebop-pionier Dizzy Gillespie ‘cubop’ spelen en nam daartoe de Cubaanse percussionist Chano Pozo in dienst in zijn big band. Later nam salsa de rol over van mambo, maar de experimenten met jazz bleven doorgaan. In de documentaire Calle 54 is een groot aantal sterren uit de latin jazz te zien en horen.
Neo-bop is de eigentijdse jazzstijl waarin alle bop-varianten voorkomen, evenals elementen uit de modal en free jazz. Het totaal aan bebop gerelateerde stijlen werd begin jaren tachtig nieuw leven ingeblazen door trompettist Wynton Marsalis. Zijn neo-bop vormt de optelsom is van alle bop-stijlen. Neo-bop is ook bekend onder namen als post bop en modern mainstream.
Onder de term ‘overige talen vocaal’ wordt alle muziek verzameld die niet onder pop en niet onder volksmuziek valt. Wereldmuziek in de breedste zin van het woord dus. Vanouds werd het grootste deel van deze categorie bevolkt met artiesten uit Spanje, Italië, Portugal en Griekenland; mediterrane muziek waarmee de Nederlanders vanaf de jaren zestig op vakantie mee in aanraking kwamen. Artiesten als Julio Iglesias en Nana Mouskouri profiteerden hier optimaal van. Vanaf de jaren zeventig burgeren Caribische stijlen (salsa, zouk) langzaam in, gevolgd door Afrikaanse muziek in de jaren tachtig. Zie ook het tabblad ‘wereld’ voor een beter gesorteerd overzicht naar muziekstijl en het tabblad ‘landen’ voor uw favoriete muziekland naar keuze.
In de Cariben en VS ontwikkelde dansmuziek. Salsa ontstond in de jaren zestig in New York, toen Latijns-Amerikaanse immigranten mambo, latin jazz, Puertoricaanse plena en Cubaanse son samensmolten tot een nieuw, uiterst dansbaar geheel. Het waren vooral de Puertoricaanse zangers die hierbij een voortrekkersrol speelden. Omdat veel Cubanen dit aanvankelijk zagen als een gijzeling van hun nationale muziek, de son, weigerden zij halsstarrig de term salsa in gebruik te nemen. Inmiddels is het woord ingeburgerd. Drijvende kracht achter de promotie van de salsa was het label Fania. Veel van hun artiesten, zoals Celia Cruz, Willie Colón, Eddie Palmieri, Hector Lavoe en Tito Puente, groeiden uit tot de grootste sterren die het genre gekend heeft. Samen vormden zij de Fania All Stars. Veel teksten uit de Fania-tijd gingen over de problemen die de zangers als Latijns-Amerikaanse immigranten tegenkwamen. Nu is het grootste gedeelte van salsa pure feestmuziek. Op Cuba ontwikkelde zich een vergelijkbare stroming, met de naam timba. Deze muziek heeft ook de son als hoofdingrediënt, maar kent ook invloeden uit salsa, rock en hiphop. Bands als Los Van Van, Irakere en NG La Banda stonden aan de basis hiervan.
Traditionele Cubaanse muziek. Afro-Cubaanse percussie en Europees-Cubaanse muziektradities vonden elkaar aan het begin van de twintigste eeuw in een genre dat bekend is geworden als son. Op het platteland van Oost-Cuba, waar de Afrikaanse invloed het grootst is, komt de son tot bloei. De tres (Cubaanse dubbelsnarige gitaar) en de clave (houten percussieblok) geven de muziek een karakteristiek eigen geluid. Aanvankelijk was de son vooral populair in de onderste lagen van de bevolking. De voornamelijk blanke elite had zijn eigen dansmuziek: de danzón, een verre nazaat van de Zuid-Europese volksdansen. In de jaren tot 1930 wint de son snel aan populariteit, om uiteindelijk uit te groeien tot dé nationale muziek van Cuba. Zelfs de danzón ontkomt niet aan de ritmische invloeden uit deze nieuwe rage. De wisselwerking tussen de volkse son en elitaire danzón zal leiden tot een nieuwe grensoverschrijdende rage: de mambo. Na een tijd lang uit de schijnwerpers te zijn verdwenen, zorgde de Cubaanse sterrenband Buena Vista Social Club halverwege de jaren negentig voor een hernieuwde interesse in de Cubaanse son.