De zonen van Bach hadden het niet makkelijk: vader Johann Sebastian was ongetwijfeld streng, en als je compositieambities had, moest je ook nog eens uit de schaduw van de grote Bach zien te blijven. Gelukkig hadden de zoons het muzikale tij mee. Waar de muziek van vaderlief volgens een hardnekkig cliché steeds ouderwetser werd, haakten de meeste zoons aan bij de nieuwste trends van de vroeg-klassieke periode. Oftewel: relatief eenvoudige, melodieuze en niet al te ernstige maar wel gepassioneerde en flitsende muziek. Carl Philipp Emanuel werd de opvallendste Bach-zoon. Zoals alle zoons kreeg hij natuurlijk een gedegen muziekopleiding van zijn vader, en Carl Philipp ontwikkelde zich tot een uitzonderlijk getalenteerde klavier-speler. Daarnaast was hij een productieve componist, en van de zonen was hij het die de kwaliteit van zijn vader het meeste benaderde, ook al was dat in een heel andere stijl. (TC)
Sla een willekeurige biografie over Franz Liszt (1811-1886) open en je leest vooral over zijn rusteloze bestaan als pianovirtuoos, zijn gepassioneerde liefdesleven en de terugkeer naar zijn katholieke wortels aan het eind van zijn leven. Dat mag allemaal waar zijn, toch schept het maar een beperkt beeld van zijn veelomvattende muzikale persoonlijkheid. Naast pianist, dirigent, docent en organisator was Liszt bovenal componist van een even omvangrijk als grillig oeuvre. Hoewel pianowerken zijn ‘core business’ waren, stond hij aan de wieg van het symfonisch gedicht, rekende hij af met het stoffige imago van het orgel en gaf hij het oratorium een nieuwe impuls. Daarnaast was Liszt met zijn pianotranscripties van onder andere Bachs orgelwerken en Berlioz' Symphonie Fantastique een warm pleitbezorger van zowel oude als nieuwe muziek. Samen met schoonzoon Richard Wagner stond hij in de voorhoede van de romantische beweging en anticipeerde met nieuwe compositietechnieken op de muzikale revoluties van de vroege twintigste eeuw. (JWvR)
César Franck was tegelijkertijd een wonderkind en een laatbloeier. Zijn ouders zagen al snel zijn enorme talent, maar hadden vooral interesse in het geld en de roem die zij hiermee zouden verwerven… Zijn ouders bleven hem dan ook vooral zien als pianovirtuoos, waardoor het componeren op de tweede plaats kwam. Helaas ging het met zijn virtuosendom minder florissant dan zijn ouders hadden gehoopt, en ging hij zijn geld meer en meer verdienen als docent en organist. Componeren bleef op de achtergrond, maar intussen kreeg hij wel prominente leerlingen als Henri Duparc. Tegen wil en dank ontstond er zelfs een soort ‘Franck-school’ van leerlingen, die hem liefkozend hun ‘Pater seraphicus’ noemden. Pas tegen zijn vijftigste begon Franck als componist enige bekendheid te krijgen, en vanaf zijn 52e begon eindelijk een vruchtbare en productieve periode als componist, die tot aan zijn dood (op zijn 68e) duurde. Franck is vooral beroemd geworden met zijn instrumentale muziek, met als hoogtepunt de populaire vioolsonate in A. Daarnaast werd zijn kleine verzameling orgelwerken bijzonder invloedrijk. (TC)