Gioachino Rossini werd in 1797 geboren in Pesaro als zoon van een hoornist en een operazangeres. Zijn jeugd bracht hij door in het operatheater en op veertienjarige leeftijd ging hij compositie studeren in Bologna, waar hij onderwijs kreeg in strikt contrapunt. Spoedig componeerde Rossini de ene opera na de andere: zijn beroemde komische opera's (waaronder Il Barbiere di Siviglia) toen hij begin twintig was, de meeste van zijn serieuze opera's in Napels toen hij eind twintig was. Rossini's meeslepende ritmische muziek met zijn orkestrale uitbundigheid en coloratuurvuurwerk veroverde de wereld, tot ergernis van academici en critici. Hij was eenendertig toen hij Italië verliet voor Londen en Parijs. Zijn succes daar maakte hem puissant rijk. In Parijs componeerde Rossini nog een paar opera's en toen werd het stil. Guillaume Tell bleek zijn laatste opera hoewel hij nog bijna veertig jaar zou leven. Als redenen voor zijn onverwachte pensioen worden ziekte, financiële zekerheid en ongunstige politieke en artistieke omstandigheden genoemd. Rossini worstelde twintig jaar lang met zijn gezondheid. In 1855 keerde hij terug naar Parijs, waar hij weer opbloeide. Samen met zijn vrouw organiseerde hij er diners voor de elite. Voor deze gelegenheden componeerde hij zijn vele kamermuziek die hij Péchés de Vieillesse noemde. Hij stierf in 1868. Rossini's imago wordt bepaald door de vele humoristische anekdotes die over hem bestaan. Dat heeft zijn nadelen gehad, want Rossini's komische opera's mogen dan wel meesterlijk zijn, de componist heeft meer invloed gehad met zijn serieuze opera's waarmee hij de basis legde voor de romantische opera's van Donizetti en Bellini. (CP)
Vincenzo Bellini (1801-1835) werd geboren in Catania op Sicilië. Anders dan bij zijn latere rivaal Gaetano Donizetti lag een carrière in de muziek voor de hand. Zowel zijn vader als zijn grootvader waren componist. Bellini studeerde aan het conservatorium van Napels waar de klassieke eenvoud en helderheid van Paisiello's muziek als voorbeeld gold. De virtuoze melodieën en 'luide' orkestraties van Rossini (die op dat moment triomfen vierde) werden verfoeid. Het knappe van Bellini is dat hij iets van beide stijlen wist te combineren. Zijn eerste opera's bevatten opmerkelijk weinig coloratuur, wat hem snel de reputatie opleverde een filosofische componist te zijn. Zijn hart lag bij de tekstzetting en hij had het talent om beeldschone, eindeloos lange melodieën te componeren. Een talent die hem de bewondering op zou leveren van ondermeer Verdi en Chopin. Toch was Bellini ook een pragmaticus, die de wensen van een succesvolle zanger graag inwilligde. Hij stond bekend als een man die zijn carrière berekenend uitstippelde. Bellini had vrijwel vanaf het begin succes en zat snel in de comfortabele positie eisen te kunnen stellen. Zijn relatie met een rijke, getrouwde vrouw versterkte zijn onafhankelijkheid. Anders dan veel van zijn collega's hoefde hij maar één opera per jaar te componeren. Toch werd dat vaak alsnog haastwerk, omdat zijn vertrouwde librettist Felice Romani de tekst gewoonlijk te laat inleverde. Het belette hun niet samen grote meesterwerken te schrijven als La Sonnambula en Norma. Het zouden er ongetwijfeld meer zijn geworden, als Bellini niet zo jong overleden was (aan amoebiasis). (CP)
Jules Massenet (1842-1912) was een van de populairste operacomponisten van zijn tijd. Ook over de Franse grenzen had hij invloed, met name op Italiaanse operacomponisten als Puccini en Mascagni. Veel critici hebben hem deze populariteit niet in dank afgenomen. Ze beschuldigden hem ervan alleen het publiek te willen plezieren; hij zou zich schaamteloos overgeven aan exotisme en zijn succes slechts te danken hebben aan zijn gave mooie melodieën te kunnen componeren. Dit weinig flatteuze beeld is inmiddels wel achterhaald. Massenet, componist van zulke uiteenlopende opera’s als Manon, Werther en Thaïs, gaf zich niet over aan blind formulewerk. Hij leerde de operatekst van buiten voordat hij aan de slag ging en componeerde de muziek in zijn hoofd. Met als resultaat dat weinig componisten hem kunnen overtreffen in de helderheid en subtiliteit van zijn orkestraties en in de nuances van zijn woordzettingen. Hij betovert niet alleen in aria's, maar ook in recitatieven en arioso-passages. Hij was een meester in het uitbeelden van couleur locale en is de componist van onsterfelijke melodieën als de Méditation uit Thaïs voor viool en orkest en de Élégie voor cello en orkest. (CP)