César Franck was tegelijkertijd een wonderkind en een laatbloeier. Zijn ouders zagen al snel zijn enorme talent, maar hadden vooral interesse in het geld en de roem die zij hiermee zouden verwerven… Zijn ouders bleven hem dan ook vooral zien als pianovirtuoos, waardoor het componeren op de tweede plaats kwam. Helaas ging het met zijn virtuosendom minder florissant dan zijn ouders hadden gehoopt, en ging hij zijn geld meer en meer verdienen als docent en organist. Componeren bleef op de achtergrond, maar intussen kreeg hij wel prominente leerlingen als Henri Duparc. Tegen wil en dank ontstond er zelfs een soort ‘Franck-school’ van leerlingen, die hem liefkozend hun ‘Pater seraphicus’ noemden. Pas tegen zijn vijftigste begon Franck als componist enige bekendheid te krijgen, en vanaf zijn 52e begon eindelijk een vruchtbare en productieve periode als componist, die tot aan zijn dood (op zijn 68e) duurde. Franck is vooral beroemd geworden met zijn instrumentale muziek, met als hoogtepunt de populaire vioolsonate in A. Daarnaast werd zijn kleine verzameling orgelwerken bijzonder invloedrijk. (TC)
Arthur Honegger maakte deel uit van Les Six: een door Jean Cocteau opgerichte clubje, waarvan de afzonderlijke leden (waarvan Honegger, Milhaud en Poulenc de belangrijkste waren) overigens maar weinig met elkaar gemeen hadden. Eén van Honeggers bekendste werken is het modern-mechanische Pacific 231, waarin de dynamiek van een op gang komende locomotief wordt uitgebeeld. Meer persoonlijk geëngageerd is de Derde Symfonie, bijgenaamd Liturgique, waarmee Honegger nu juist zijn afkeer van de moderne, gemechaniseerde wereld tot uitdrukking bracht. Indrukwekkend is Une Cantate de Noël, waarin een potpourri van kerstliederen door het duister heen breekt. (HJ)