Oorspronkelijk de van generatie op generatie overgedragen volkseigen of regionale muziek, bestaande uit verhalende liedjes voor elke gemoedstoestand en gelegenheid: liefde, blijdschap, verdriet, bruiloft, werk, overspel, ziekte, dood, enzovoorts. Kent daardoor zeer veel uiteenlopende gezichten, al worden in het Westen meestal de Noord-Amerikaanse en Engelse variant bedoeld. De scheidslijnen met blues, country en singer/songwriters is vaak dun. Folkliedjes zijn vaak zo oud dat de oorspronkelijke componist onbekend is. In de jaren dertig speelden Alan Lomax en Harry Smith een belangrijke rol bij het conserveren van Amerikaanse folksongs. Zij trokken naar het platteland om daar de oude volksliedjes op te nemen. In de jaren zestig leefde folk weer op aan de hand van een jonge, naoorlogse generatie. Popgenres die gebruik maken van folkinvloeden zijn americana, folkrock en folkmetal. De avontuurlijke combinatie van folk met alternatieve pop die na 2000 opkomt wordt ‘freakfolk’ genoemd.
Een energieke mix van westerse muziek met Latijns-Amerikaanse en - steeds vaker - Oost-Europese stijlen. Geïnspireerd door de Engelse punkgroep The Clash begon het Franse Mano Negra vanaf halverwege de jaren tachtig flamenco, salsa, rai en reggae door hun nummers te verweven. Voorman Manu Chao noemde deze muziek Patchanka. De groep werd razend populair in West-Europa en Latijns-Amerika. Niet alleen door hun aanstekelijke muziek, maar ook door hun linkse kritische teksten. Vanaf de jaren negentig ontstonden vooral in Parijs en Barcelona veel bands die eenzelfde mix nastreefden van grenzeloze muzikale invloeden in combinatie met maatschappijkritische teksten. Toch wisten de meeste groepen een geheel eigen geluid te creëren. Ojos de Brujo, Dusminguet, Amparanoia en Macaco zijn de bekendste namen in het genre wat vanaf dat moment música mestiza zou heten. Na de eeuwwisseling wordt de muzikale mosterd ook steeds vaker uit Centraal- en Oost-Europa gehaald.