Als het aan het calvinisme had gelegen, waren alle orgels met de beeldenstorm uit de kerken verdwenen. Dankzij de stadsbesturen bleven de orgels echter behouden. Sweelinck was dan ook feitelijk een ambtenaar, in dienst van het Amsterdamse stadsbestuur. Als stadsorganist vermaakte hij het publiek dat door de week in de Oude Kerk kwam wandelen. Sweelincks orgel- en klavecimbelmuziek is van uitzonderlijk belang, omdat allerlei internationale invloeden hier met groot meesterschap werden geconsolideerd. Men moet Sweelincks klanken niet beluisteren met de oren waarmee men Bach, Beethoven of Brahms beluistert. Sweelincks instrumentale werken hebben een geheel eigen soort expressie, waarbij niet tonaal, maar 'temporeel' wordt gemoduleerd: de onderhavige toccata's, variaties en fantasieën beginnen vaak gedragen, om daarna gaandeweg in beweging toe te nemen. Met name Sweelincks Fantasieën zijn meesterwerken van dit principe. Neem de beroemde 'Chromatische Fantasie', waaraan ruwweg een driedelige structuur ten grondslag ligt. Het eerste deel behandelt het chromatisch gegeven in hele en halve noten. In de tweede sectie wordt het thema tot een ware 'cantus firmus' verbreed, terwijl de omspelingen nu juist versnellen. In de derde sectie wordt ook het chromatische thema 'versneld', waarna het geheel met een sierlijk buiging wordt afgerond. (HJ)
Westminster Abbey is niet alleen de plek waar de Britse vorsten werden gekroond, het is ook de plek waar Engelands grootste cultuurdragers werden bijgezet. Waaronder Henry Purcell, aan wiens laatste rustplaats zelfs een dubbele betekenis kan worden toegekend. De locatie paste niet alleen bij zijn status als componist, maar het was tevens de ruimte waar hij werkte gedurende de regeerperiodes van Charles II en William & Mary. Van Purcells meest geliefde werk, de opera Dido and Aeneas, kent vrijwel iedereen de aangrijpende slotaria: ‘Remember me, but ah! forget my fate.’ Abstracter, maar niet minder indringend, zijn de briljante Fantasia’s (voor gamba’s) die Purcell aan het begin van de jaren 1680 componeerde: kleine, maar bij vlagen gedurfde experimentjes, die hij vaak tot op de dag nauwkeurig dateerde. Toch ontwikkelde Purcell zich vooral als vocaal componist, met talloze odes, ‘welcome songs’, motetten (anthems), liederen voor huiselijk gebruik (zowel religieus als werelds, zowel één- als meerstemmig) en toneelmuziek. (HJ)