(bron: wikipedia)Franz Peter Schubert (Wenen, 31 januari 1797 – aldaar, 19 november 1828) was een Oostenrijks componist.Hij stierf al op 31-jarige leeftijd, maar toch schreef Schubert meer dan 1000 muziekstukken met als bekendste werken Die schöne Müllerin en de Onvoltooide...
meer
Afkomstig uit een klein Oostenrijks boerendorpje begon Bruckner al vroeg muzieklessen te volgen, en zou dat nog lang blijven doen. Door een mengsel van leergierigheid en knagende onzekerheid stortte Bruckner zich van de ene studie in de andere, en hij toonde zich een fanatieke maar ook uitzonderlijk getalenteerde leerling. Componeren deed hij al snel, maar alles van vóór zijn 39e zag hij slechts als oefeningen. Bruckner zou nooit een heel stabiele componist worden en moest het hebben van korte fases van creatieve energie. Daarna kon het redigeren beginnen; vooral bij zijn symfonieën leidde dat tot een onoverzienbare hoeveelheid versies. En ook dát had te maken met zijn zelfvertrouwen, hij was gevoelig voor kritiek. De première van de Derde Symfonie was zelfs een drama: een groot deel van het publiek verliet de zaal, en er verscheen een vernietigende recensie. Gelukkig groeide de waardering voor zijn werk, en de grote Brahms was bij zijn begrafenis. Hopelijk heeft Bruckner het gezien… (TC)
Er zijn weinig componisten die zó met het symfonische repertoire verbonden zijn als Gustav Mahler. Symfonieën componeren was echt Mahlers 'corebusiness': in alle opzichten ontwikkelde hij de symfonie door tot aan, en tot voorbij haar grenzen. Mahlers symfonieën zijn bijna allemaal zeer lang, vragen om een zeer groot orkest en ze zijn vooral groots in hun expressie. Rustiek-mythische sferen (het begin van de Eerste), afschrikwekkende chaos (het einde van de Zesde), grootse visioenen (begin van het laatste deel van de Tweede), vrolijke deuntjes (opening Vierde), romantische melancholie (het beroemde adagio van de Vijfde), natuurevocaties (de Derde), megalomane orkesterupties (de Achtste) en hemeltergende, bijna atonale klanken (het fantastische adagio van de onvoltooide Tiende): Mahlers palet is onuitputtelijk. Zijn symfonieën zijn meeslepende maar ook wel uitputtende kost, en af en toe wellicht ietwat 'over the top'. Wat dat betreft bewijzen zijn orkestliederen dat Mahler ook zeer subtiel en verfijnd kon componeren. In Nederland is Mahler dankzij zijn hechte band met het Concertgebouworkest (al tijdens zijn leven!) zeer populair. (TC)
Samen met Arnold Schönberg en Alban Berg heeft Webern de basis gelegd voor een groot deel van de 20e-eeuwse muziek. Hij deed dat echter op een compleet eigen manier. Waar Berg nog een echte romanticus en Schönberg een echte expressionist was, ging Webern opvallend nieuwe wegen bewandelen. Natuurlijk was zijn muziek even atonaal als die van zijn vakgenoten, maar hij keerde zich op nog veel meer manieren af van de klassiek-romantische traditie. Zijn stukken zijn doorgaans kort, klein bezet en vooral erg leeg. Webern is dé man van de miniaturen geworden, en zijn Variaties voor piano op.27 zijn wellicht de beroemdste voorbeelden. In zijn rigide muziek is hij bovendien sterk beïnvloed door middeleeuwse muziek - iets waarin hij componisten als Arvo Pärt voorging. Maar Weberns muziek is niet zo warm als die van Pärt, maar een stuk koeler en afstandelijker. Webern creeërt een werkelijk eigen en nieuw muzikaal universum, waardoor zijn muziek ook nu nog steeds spannend klinkt. (TC)
Met zijn verwrongen blik en verwilderde haardos behoort Ludwig van Beethoven tot de meest archetypische verschijningen van de westerse cultuur. Zijn belang voor de klassieke muziek is nauwelijks te overschatten: de schokgolven van zijn Grosse Fuge en de Hammerklaviersonate waren tot ver in de 20e eeuw merkbaar. Beethovens muziek was er niet om feodale en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders te vleien. Zijn composities waren eerder merktekens op het pad van zijn eigen individuatie; soms plagerig en sardonisch, dan weer woedend en sarcastisch, maar altijd met een diepe compassie voor minderbedeelden. 'Dat de ongelukkige zich mag troosten met het vinden van een lotgenoot' schreef Beethoven in het Heiligenstädter Testament. Beethovens oeuvre wordt vaak in drie periodes verdeeld. Gedurende de eerste periode bouwde Beethoven voort op wat Haydn en Mozart hem hadden aangereikt ('Mozarts geest uit Haydns handen'). Kenmerkend voor deze periode zijn de Kwartetten op.18, de beide eerste symfonieën, de Sonate Pathétique en de Mondscheinsonate. De confrontatie met toenemende doofheid (waarvan het voornoemde Heiligenstädter Testament getuigenis aflegde) markeert het begin van de tweede periode. Tot deze middenperiode behoren meesterwerken als de Derde Symfonie 'Eroïca', de Vijfde Symfonie 'Noodlot', de Zesde Symfonie 'Pastorale', het Vierde en Vijfde Pianoconcert, de Sonata Appassionata (pianosonate nr.23) en de opera Fidelio. De laatste periode wordt gekenmerkt door muziek van een ongehoorde visionaire kracht, alsof alle grenzen doorbroken moeten worden: 'Alle Menschen werden Brüder' (aldus de koorfinale van de Negende Symfonie). Tot deze periode behoren ook de Kwartetten op.127-135, de Pianosonates nr.28-32 en de Missa Solemnis. (HJ)